Toegang tot uw server

Het paneel 'Toegang tot uw server' verschijnt, waarin u kunt opgeven of de hostnaam van uw server voor het gehele internet of alleen voor uw intranet (het lokale netwerk) geldt. Geef aan of alleen uw intranetgebruikers of zowel intranetgebruikers als internetgebruikers via de hostnaam van de server toegang tot uw server kunnen krijgen. U kunt de hostnaam van de server invoeren in het volgende paneel.

Lokaal netwerk

Selecteer deze optie als u gebruikers alleen via uw intranet toegang tot uw server wilt geven. Gebruikers hebben toegang tot uw server via de naam van het lokale netwerk, ook wel de lokale-hostnaam genoemd. Dit is meestal de computernaam van de server, aangevuld met ".local".

Alleen computers in uw lokale IP-subnet hebben via de lokale netwerknaam toegang tot uw server. Vaak hebben computers in hetzelfde subnet een IP-adres dat begint met dezelfde drie cijferreeksen, bijvoorbeeld 192.168.1.

Als de hostnaam van de server gelijk is aan de lokale netwerknaam, biedt de server geen ondersteuning voor Kerberos of voor identiteitscontrole met eenmalige aanmelding.

Lokaal netwerk en VPN

Selecteer deze optie als intranetgebruikers via de hostnaam van de server en internetgebruikers via een VPN-verbinding toegang tot deze server mogen krijgen. Als u internetgebruikers via een VPN-verbinding beveiligde toegang tot uw server wilt geven, schakelt u in het programma Server de VPN-voorziening in nadat u de serverconfiguratie hebt afgerond.

Als uw intranet een DNS-server heeft, moet deze zodanig zijn geconfigureerd dat daarop het IP-adres wordt opgezocht aan de hand van de hostnaam van de server en andersom. Dit betekent dat een DNS-server moet beschikken over een record voor een forward lookup (een A-record) en een record voor een reverse lookup (een PTR-record). Vraag uw DNS-serverbeheerder om deze DNS-records te configureren voor uw server.

Als uw intranet geen DNS-server heeft, configureert de configuratie-assistent uw server voor een minimale DNS-voorziening, zodat uw gebruikers de hostnaam van uw server kunnen gebruiken op uw intranet.

Domeinnaam

Selecteer deze optie wanneer internetgebruikers en intranetgebruikers via dezelfde hostnaam toegang tot uw server mogen krijgen.

De DNS-servers die u gebruikt voor het internet, moeten zodanig zijn geconfigureerd dat daarop het IP-adres wordt opgezocht aan de hand van de hostnaam van de server en andersom. Dit betekent dat een DNS-server moet beschikken over een record voor een forward lookup (een A-record) en een record voor een reverse lookup (een PTR-record). Vraag uw internetaanbieder of DNS-hostingaanbieder om deze DNS-records voor u te configureren.

Als binnen uw intranet een DNS-server aanwezig is, moet deze ook worden geconfigureerd met records voor forward en reverse lookup. Vraag de DNS-serverbeheerder van uw intranet om deze DNS-records te configureren voor uw server.

Als uw intranet geen DNS-server heeft, configureert de configuratie-assistent uw server voor een minimale DNS-voorziening, zodat uw gebruikers de hostnaam van uw server kunnen gebruiken op uw intranet.

Zie ookDe internethostnaam van de server registrerenDNS instellen voor uw server