AirPort-beheer

Het paneel 'AirPort-beheer' verschijnt als de primaire netwerkinterface van uw server via een AirPort Extreme-basisstation of AirPort Time Capsule is verbonden met het internet. Daarnaast moet de optie 'Verbindingsdeling' van een AirPort Extreme-basisstation of AirPort Time Capsule zijn ingesteld op 'Deel een publiek IP-adres' (een internetverbinding dus).

Stel in het paneel 'AirPort-beheer' in dat macOS Server een AirPort Extreme-basisstation (802.11n) of een AirPort Time Capsule mag beheren.

Om AirPort-beheer toe te staan, typt u het wachtwoord voor het AirPort-apparaat (dus niet het wachtwoord voor het wifinetwerk).

Het programma Server configureert de DHCP-server van uw AirPort-apparaat zodanig dat het IP-adres van uw server wordt gereserveerd en dat dit IP-adres altijd aan uw server wordt toegewezen.

Met het programma Server kunt u instellen welke openbare voorzieningen toegankelijk zijn voor computers op het internet. macOS Server configureert het AirPort-apparaat zodanig dat deze openbare voorzieningen beschikbaar worden gesteld op het internet. Het publiceren van specifieke voorzieningen op het internet wordt poortkoppeling genoemd.

Als u openbare voorzieningen op het internet beschikbaar wilt stellen via een AirPort-apparaat of een andere router, en uw server VPN-diensten aanbiedt aan gebruikers waarvan het AirPort-apparaat of een andere router is ingesteld op het delen van een internetverbinding, mag het IP-adres van uw server niet beginnen met dezelfde drie cijfers als de IP-adressen van de VPN-gebruikers, zoals 10.0.1 of 192.168.1.

Om uw AirPort-apparaat te beheren nadat u het programma Server hebt geïnstalleerd, selecteert u het AirPort-apparaat in de navigatiekolom van het programma Server, boven in het gedeelte 'Hardware'.